Gejaagd door de wind

Ik verbleef ooit een paar dagen in Parijs. Het is lang geleden, toch ben ik het nooit vergeten. Ik koos ervoor om op woensdag deel te nemen aan een excursie en liep door de bekende wijk Quartier Latin. De tocht voerde langs het huis waar vroeger een vrouwenmoordenaar woonde. We stonden stil bij het adres waar voor het eerst de guillotine werd uitgeprobeerd op schapen. We liepen verder langs wetenswaardigheden en stopten bij het voormalige atelier van de schilder Eugène Delacroix. De gids vertelde dat hij zijn atelier ooit gedwongen heeft moeten verlaten vanwege burenruzie. Ze draaide zich om en wees naar de overkant van het kleine plein. Daar, vertelde ze, leefde vroeger een meneer, een artiest met een bijzonder talent.
De artiest had een chronisch darmprobleem waardoor hij problemen had met luchtophoping, ook wel gasophoping of met een duur woord, flatulentie genoemd. Er ontwikkelde zich bij hem een soort meesterschap in het scheten laten. Het gevolg was dat hij lange tijd in isolement moest leven tot het moment waarop hij van zijn ongemak een talent maakte.
De artiest werd vanaf zijn achttiende jaar tot zijn vroege dood een attractie. Ieder optreden zat de zaal vol. Van begin tot eind zat het publiek op het puntje van de stoel. Ter voorbereiding betrad zijn assistent het podium, plaatste op de geëigende plek een kaars en stak deze aan. Dat was het moment dat de artiest onder luid applaus zichzelf liet zien. Op ongeveer zeven meter in rechte lijn met de kaars hield hij stil. Gedurende korte tijd concentreerde hij zich als een atleet die op het startschot wacht. Vervolgens draaide hij zijn rug naar de kaars en liet zijn broek zakken – het is nooit bewezen, maar algemeen wordt aangenomen dat hij zijn edele delen had bedekt.
Zodra het giechelen tot bedaren kwam, boog de artiest voorover. Dit was het moment waarop het publiek de oren bedekte. Getraind als hij was, richtte hij zich op een lage buikademhaling – het was muisstil – waarna er een enorme luide scheet volgde die nog lang nadreunde. Het publiek stond massaal op en wachtte de vlam van de kaars af. De vlam van de kaars bood volop weerstand maar verloor het altijd. Kleine wolkjes rook stegen ten hemel op. Het publiek verliet chaotisch in paniek de zaal wetend dat de vlam niet meer alle gassen kon verbranden. Niet iedereen haalde de uitgang, sommigen zakten bewusteloos in elkaar.
De artiest leefde een kort maar ludiek bestaan.
Is dit nu echt nodig? Moet dat nou? Ik hoor het u denken. Vaak is het alledaagse waarbij ieder mens gelijk is, beschamend. Bijvoorbeeld onze naaktheid. Als we op het strand liggen, hebben we geen moeite met de ontblote borsten om ons heen. Dat er mannen zijn die een niets verhullende zwembroek dragen, ach, wat maakt het uit, we zijn op het strand. Maar als we niet op het strand zijn trekken we onze topjes regelmatig omhoog. Op de fiets trekken we angstvallig onze rok voortdurend naar de knieën, anders zitten we in ons slipje. Seksualiteit kan vaak tot verlegenheid leiden. Dat geldt ook voor winderigheid. Misschien omdat iedereen op dat moment zijn identiteit heeft verloren. Ik noem winderigheid liever scheet. Waarom? Het klinkt veel leuker. In het Engels klinkt het nog leuker: ffffffart! Maar de Duitsers zijn werkelijk meester in het benoemen van de scheet. Dat kan ook niet anders, ze zijn tevens meester in vleesschotels. Ik herinner mij een etentje in Keulen. Bij het betreden van het restaurant werd iedere gast twee tafels, twee stoelen, twee vorken en twee messen toegewezen. De gigantische schnitzel nam plek in op twee borden en hing toch nog over de rand. Om de schnitzel volledig te kunnen verorberen moest ik mij na verloop van tijd van de ene naar de andere stoel verplaatsen. Het is dus niet verrassend dat de Duitsers een bijna poëtisch woord voor de scheet kennen. Alsof je hem kan ruiken: Ffffffurz! (uitspraak: Foerts).
Waarom moeten we altijd zo kinderachtig reageren als het onderwerp geslachtsdeel of scheet ter sprake komt? Heeft het met ons zelfbeeld te maken? We hebben dat beeld van ons met moeite samengesteld en plotseling wordt het onderuit gehaald door een clowneske scheet. Zeer waarschijnlijk viert de scheet altijd hoogtij omdat we vaak geen tijd hebben, omdat we in staat van stress leven. We gunnen ons op werkdagen weinig rust om te eten. Gelukkig zoeken we soms wel de gezelligheid op van een restaurant en maken van eten een ritueel. Gedurende lange tijd eten we onder het mom van: All You Can Eat. Het resultaat van deze plotselinge ommezwaai, de rust, de ontspanning, leidt ertoe dat de lucht die we in voorgaande dagen teveel naar binnen kregen, gaat uitzetten. Riemen worden losgemaakt, de gulpen opengeritst. We gaan uitbuiken. Het resultaat laat zich raden.
Normaal gesproken laat een mens 12 tot 25 scheten per dag (dan moet dat vaak in het geniep zijn). Na het etentje in het restaurant is de gasophoping gevaarlijk toegenomen. Opgeteld geeft 12 en 25 een uitkomst van 37, deel dit door 2 en rond het af naar boven, het gemiddeld aantal scheten is 19. Dit nadrukkelijke aantal zal zich binnen enkele seconden of hooguit een minuut (afhankelijk van de oppervlaktespanning van de buik), willen laten horen. Omdat het wenselijk is dit vooral niet in het restaurant te laten klinken, wachten we ermee tot we thuis zijn. De spanning zal zich opbouwen. Ontspannen liggend op bed, vooral wanneer we slapen, zal er ongewild een noodlottige ontluchting plaatsvinden waar de Botlek bij Rotterdam niets bij is. De vrouw c.q. man die mogelijk naast de flatulant rust zal onmiddellijk opstaan en de ruimte, het huis, misschien de stad, verlaten. Dit is het bekende verschijnsel dat over het algemeen een one-night-stand wordt genoemd.
Ik herinnerde mij laatst weer het opmerkelijke verhaal over de artiest uit Parijs. Ik ving het gesprek op over een man die ooit in Duitsland moet hebben geleefd, ze noemden hem Riese Furz. Hij zou last hebben gehad van chronische maagproblemen. Riese Furz, oftewel Grote Scheet, was niet zijn echte naam, in werkelijkheid heette hij Ries Maybaum. Het moet aan hem te danken zijn dat wij in Europa sinds de laatste oorlog in vrede kunnen leven. Dat heeft mij nieuwsgierig gemaakt. Ik hoop dat ik voldoende informatie kan verwerven om nog eens over Riese Furz te kunnen schrijven.
John D. Muller View All →
Schrijver van korte verhalen. Soms iets langer. Soms iets anders.
I write short stories. Sometimes a bit longer. Sometimes different. Like poems. I also would like to translate my stories so it can be made into movies and I will earn a lot of money and can spend almost a day at the Oscars. But I don’t have the time for it. Now I live in poverty. Which is good. Poverty makes good heartbreaking stories.
Nu ga ik verder in Dutch.