Achtste Dei
in het noorden van het bestaan
heb ik licht geboren zien worden
bevrijd uit bezeilde waterspiegels
waarlangs wind mensen kromt
met getekende broodwerkhanden
stille harten van zonnig maanlicht

op die plek van Gods verloren liefde
het bestaan langs zilverlijnen
door zompend zwarte aarde
met wuivend verlangend groen
staan rietkragen zonder stropdas
op dauwnat opgestroopte dagen
ieder denken raakt langzaam stil
wind kiest moe te gaan liggen
en ik geef ongezien mijn hart
aan dat land van recht voor zijn raap
waar niemand aan voorbij gaat
niemand wordt achtergelaten
op dat land van de vergeten achtste dag
waar God is blijven slapen
preekt de wind woorden in verwarring
under in eartrilling fan kosmyske wolken*
Hij draait zich nog eens om
ik besluit te blijven
*) onder een oortrilling van kosmische wolken
– uit ‘Wiisfûgel’ door Tsjebbe Hettinga