En het stof waait weg
ik kwam noch man noch vrouw tegen
het was een mens
tijd ging eraan voorbij
liet sporen na
zoute tranen door diepe voren
kraaienpootjes tekenden vreugde
ik zag het niet
want achter alle tijd, achter het oppervlakkige
achter dag en nacht, zag ik de ziel zo zuiver
zoals deze altijd moet zijn geweest
vanaf het begin
toen zag hij zij, toen zag zij hij
en ze kusten elkaar niet
want dat was al gebeurd