Kokiko de vlinderprinses – deeltje 1
‘Prinses Kokiko!’ roepen de kinderen. ‘Kom je ook spelen?’
Ze staan onderaan de hoogste toren van het paleis. Er gebeurt niets. De prinses hoort het niet. Haar kamer is zo hoog dat ze het niet kan horen.
De prinses zit op haar bed met de armen om haar benen geslagen. Ze huilt een klein beetje.
Ik verveel me zo, denkt ze, nou moet ik weer de hele dag op mijn kamer blijven. Waarom mag ik van pappa koning en mamma koningin nou niet naar buiten?
Zo gaat het elke dag. De kamer van de prinses staat vol met het mooiste speelgoed. Ze vindt er niks aan. Vaak staat ze aan het raam en kijkt naar beneden. Dan ziet ze de kinderen van het dorp zien spelen. Soms kijken er kinderen omhoog en dan zwaaien ze. Of ze roepen iets wat de prinses niet kan verstaan.
‘Brrr,’ klinkt het zachtjes.
Huh? Denkt de prinses. Hoorde ik dat nou goed?
‘Brrr,’ klinkt het opnieuw.
Ja! Nu hoorde ik het weer.
Voorzichtig loopt de prinses naar het raam en duwt het gordijn opzij. In een hoek van het raam zit een bibberende vlinder met opgevouwen vleugels. Ze zit in elkaar gedoken.
‘Ik heb het zo koud… brrr,’ zegt de vlinder.
Prinses Kokiko buigt voorover om de vlinder eens goed te bekijken. ‘Ik heb jou nog nooit gezien.’
‘Dat kan,’ antwoordt de vlinder. ‘Ik ben nog maar net geboren. En ik had het toch zo lekker warm voordat ik een vlinder moest worden… brrr.’
Langzaam vouwt de vlinder haar vleugels open. Dan schijnt opeens de zon vanachter een wolk.
‘Ach, wat lekker warm,’ roept de vlinder blij. ‘Wat heerlijk!’
‘Hoe heet je eigenlijk,’ vraagt prinses Kokiko.
‘Dat weet ik niet. Ik heb nog geen naam.’
De prinses klapt in haar handen en springt in het rond. ‘Wat leuk! Dan krijg je van mij een naam voor altijd… uh… Plien? Nee, Pleun? Nee, ook niet… Puk? Ja, of nee… ik weet het! Je naam is… Falderie! Hallo, Falderie.’
‘Hoi,’ zegt Falderie. ‘En hoe heet jij?’
‘Ik ben prinses Kokiko.’
‘Hoi, Kokiko.’
‘Tja,’ zegt de prinses. ‘Nou heb je een mooie naam, maar je bent wel een beetje saai.’
Kokiko loopt naar een kast en doet de deur open. Ze pakt er een kistje uit. Daarna neemt ze een glas en vult het met water. Dan gaat ze aan tafel zitten.
‘Kom eens hier, Falderie, ga maar op de tafel zitten.’
Falderie heeft nog nooit gevlogen. Ze vliegt weg en valt bijna naar beneden. Vlug fladdert ze snel met haar vleugels en slingert weer omhoog. Hijgend landt ze op tafel.
‘Nu moet je heel goed stilzitten.’ Kokiko opent het kistje en neemt er een penseel uit. Op een bord knijpt ze verschillende kleuren verf uit en doopt dan het penseel in het glas met water. ‘Niet bewegen!’
Met haar tong tussen de tanden schildert prinses Kokiko de mooiste figuurtjes op de vleugels van Falderie. ‘Zo, klaar! Daar is een spiegel. Ga maar kijken.’
Trots kijkt Falderie met een kleur in de spiegel. Eerst de voorkant. Dan de achterkant. En van opzij. Maar dan, opeens, vliegt ze het raam uit.
‘Nee, nee, kom terug!’ roept Kokiko geschrokken. ‘Blijf hier alsjeblieft!’
Falderie is nergens meer te zien. De prinses laat zich op haar buik op het bed vallen. Met twee vuisten slaat ze hard op haar kussen. Dan wordt ze stil. Ze draait zich om en moet lachen. Falderie is teruggekomen en heeft een andere vlinder meegebracht.
‘Hoi, Kokiko, deze vlinder heeft ook geen naam en vindt mijn vleugels zo mooi.’
De prinses staat snel op en gaat aan tafel zitten. ‘Kom maar hier… uh… Doepediedoe.’
‘Hihi,’ lacht Doepediedoe en gaat zitten.
‘Niet bewegen,’ zegt de prinses zacht en stopt dan haar tong weer tussen de tanden. Ze doopt het penseel in goudverf. Dan een beetje donkerrood. En een paar stippen in oranje.
‘Ooh! Wat mooi!’ roept Falderie.
Iedere dag komen er steeds meer vlinders op bezoek. De prinses stopt pas met schilderen als de zon ondergaat. Dan is ze zo moe, dat ze gelijk naar bed gaat. Niet van het schilderen, nee, van het namen verzinnen. Tsjiebieboem. Sjakalaka. Piepelepo en nog veel en veel meer namen.
Op een dag komt Falderie weer samen met een andere vlinder op bezoek. De zon gaat al bijna onder.
‘Dit is mijn zusje,’ zegt Falderie. ‘Kan je haar nog even helpen? Alsjeblieft?’
Daar heb ik helemaal geen zin in, denkt Kokiko. Dan moet ik alweer een naam verzinnen en ik weet niks meer. ‘Nou, vooruit, voor deze ene keer dan. Maar niet te lang.’
Kokiko schildert het zusje van Falderie eerst hemelsblauw. Dan verft ze rond de vleugels een dun wit randje en maakt de punten van de vleugels glimmendgroen.
‘Prachtig!’ roept Falderie. ‘Maar hoe heet ze nou?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordt Kokiko. ‘Ik ben zo moe… nou ja… weet je wat? Jullie zijn toch zusjes? Dan noem ik haar Faldera. Zo, klaar.’
Falderie en Faldera vliegen vrolijk het raam uit.
‘Welterusten! Tot morgen!’ roept de prinses als ze het raam dichtdoet.
John D. Muller View All →
Schrijver van korte verhalen. Soms iets langer. Soms iets anders.
I write short stories. Sometimes a bit longer. Sometimes different. Like poems. I also would like to translate my stories so it can be made into movies and I will earn a lot of money and can spend almost a day at the Oscars. But I don’t have the time for it. Now I live in poverty. Which is good. Poverty makes good heartbreaking stories.
Nu ga ik verder in Dutch.