Forty years in heaven

Ik heb jou nog nooit zo bruin gezien, Noor, denkt Dré bij het recht hangen van de verkleurde foto. Weet je, Noor, dat ik volgens mij met mijn ogen dicht door het huis kan lopen zonder iets aan te raken? Neem nou die stoel, hoe lang staat die er al? Vijftig jaar? Toch minstens dertig jaar. Alle vernis is van de leuning. Ik draai iedere dag de zitting om, dat moest van jou, ondertussen heeft mijn achterwerk een indruk achtergelaten. En je was zo zuinig op de stoel. Het spijt me, ik heb niet het geld om hem weer op te laten knappen. Om eerlijk te zijn, dat wil ik ook niet. Toen jij de laatste keer de stoel opnieuw hebt laten bekleden, koos je voor dat afgrijselijke roodbruin met gouden kroontjes. Dat ben ik niet vergeten, we hadden onze laatste ruzie. Misschien kan je er om lachen, maar de stoel is nu het mooiste meubelstuk in huis. Niemand komt er met zijn handen aan. Jouw stoel is nu mijn stoel.
God, wat heb je me toen laten schrikken. Je lag me met een bevroren glimlach en gebroken ogen aan te kijken. Ik dacht heel even dat je misschien blij was om van mij af te zijn. Ik moet er nog vaak aan denken.
Dré zet zijn bord met boterhammen bij het glas melk in de vensterbank tussen Piet Hemelrijk BV en Sanders Trans. Hij draait het kussen van de stoel om en laat zijn zitvlak voorzichtig de zitting naderen. Nog een klein stukje en dan ploft hij met een zucht neer. Nou, daar zitten we weer, schat.
Hij pakt het ontbijtbord weer op, neemt een korstloos stukje brood en doopt het in de melk. Met een bevende hand verdwijnt het in zijn mond. Noor, het is misschien geen fraai gezicht, maar die snotneuzen in Den Haag gunnen mij geen geld voor een fatsoenlijk gebit. Ik heb een leven lang voor volk en vaderland op de vrachtwagen gezeten. Om vier uur opstaan en rond negen uur weer thuis. Maar ja, dat hoef ik jou niet te vertellen. Kijk me nu zitten, een kapotte rug en mijn brood moet ik soppen. Met zijn zakdoek veegt hij een druppel melk van zijn kin.
Het bord is leeg, Dré draagt het met het lege melkglas naar de keuken. Teruggekomen pakt hij een met lucht gevulde spuitbus en gaat weer in de stoel bij het raam zitten. De miniatuur vrachtwagen van Sanders Trans wordt schoongeblazen waarna de andere miniatuur volgt. Weet je dat ik soms verlang zo klein te zijn, dat ik achter het stuur van de miniatuur kan kruipen, Noor? Dan begin ik aan mijn rit door het hele… heh, een nieuw gezicht?
Dré zwaait naar de nieuwe postbode. Omdat hij zijn aandacht heeft gericht op de post in zijn hand, ziet hij het niet. Aan de overkant van de straat gaat een deur open. Daar ben je weer, Noor. Weet je dat ik altijd aan jou moet denken als ik haar zie? Wat een vrouw! Neem me niet kwalijk, Noor, anders moet je maar even de andere kant opkijken. Ze heeft net zoveel houvast als jij. En die beweging, het is precies mijn laatste vrachtwagen, die was ook onafhankelijk geveerd. Goed, je hebt gelijk, Noor, zo kan hij wel weer. Hij staat op en beweegt zich naar de gang.
Voorovergebogen pakt hij de post van de grond. Hij grijpt naar zijn borst en snakt geschrokken naar adem. Ik denk dat ik weer te snel heb gegeten, Noor.
Kijk dan, weer dezelfde rotzooi, reclame, reclame… een rekening. Vroeger bekleedde de postbode een belangrijke positie. Hij was de brenger van geluk of droefenis. Hoorde je de brievenbus, dan wist je dat het leven zomaar een andere wending kon krijgen. Het avontuur kon door de brievenbus binnenkomen. Herinner jij je de ansichtkaart van tante Door en ome Sjaak nog? Hij kwam helemaal van de Veluwe. Dat lag aan de andere kant van ons bestaan. Het allermooiste wat je kon krijgen was een handgeschreven liefdesbrief. Daar heeft de jeugd geen tijd meer voor, die staan liever op zo’n telefoon te kijken.
Lange tijd zit Dré voor zich uit te kijken. Dan beginnen zijn ogen opeens te twinkelen en langzaam verschijnt er een brede grijns op zijn gezicht. Waarom niet? Ach, het is maar een geintje, Noor. Je kent me toch? Genietend van zijn voorgenomen plan geeft hij zich een klap op zijn been en staat op. Hij zet zijn hoed op zijn hoofd en pakt de rollator. Tot irritatie van enkele automobilisten steekt hij linea recta de straat over. Beledigt draait Dré zich midden op straat om. ‘En ik kom nog een keer terug ook!’ roept hij met een opgeheven vuist.
Verdomme, nou ligt mijn bril nog thuis. Met samengeknepen ogen en zijn neus bijna op het naamplaatje, leest hij met moeite de naam: Moira & Jan? Wat een vreemde naam: Moira. En Jan? Ik heb er nog nooit een Jan naar binnen zien gaan.

Dezelfde avond hangt hij lange tijd over een onbeschreven blad papier. Na het verstrijken van tijd ligt er een hoeveelheid proppen papier rond de prullenbak. Hoe moet ik zoiets nou beginnen, Noor? Beste Moira, dat is te nietszeggend en Lieve Moira gaat ook niet, dat is te brutaal. Weet je wat? Ik hou het gewoon bij…

Moira,

Je kent mij niet. Eerlijk gezegd ken ik jou ook niet. Behalve dat ik je iedere dag bewonder. Het is vreemd, het is net alsof ik je lang geleden ben tegengekomen en dat je sindsdien mijn hele leven met mij bent meegelopen. Je hebt al mijn herinneringen met je meegedragen.
Misschien ken je daarom de herinnering aan dat verscholen huis. Er woonden ooit mensen. Het hele leven hebben zij er bevochten. Er werd feest gevierd. Tot er op een dag slechts verlatenheid overbleef. Een lege ruimte die werd bijeen gehouden door planken muren en vloeren.
Ik ben voorzichtig naar binnen geklommen. Het glas van kapotte ramen knarste oner mijn schoenen. Middenin de kamer bleef ik staan. Het was of ik harten kon horen kloppen. Alles leek doortrokken van achtergebleven geuren. Ik bevond mij in de achtergebleven levens van mensen die door dromen moesten zijn weggevoerd.
Op een droom na.
In de slaapkamer, op de bovenste plank van een diepe inbouwkast, vond ik een verlaten droom.
Vanaf toen heb ik die angstvallig bewaard.

Nu jaren voorbij zijn gegaan, voel ik mij als dat huis. Ik ben mij gaan vasthouden aan iedere herinnering die ik vond. Sommigen heb ik teruggevonden. Het merendeel ben ik kwijt. Dat veranderde van het ene moment op het andere toen ik jou voor het eerst zag. Dankzij jou is de leegte in mij gevuld. Jij bent de droom die ik dacht kwijt te zijn. Iedere keer als ik je zie, geniet ik van jouw aanwezigheid.

Groetjes, een aanbidder.

Het is ondertussen al twee uur, ik ga naar bed. Nee, laat ik de brief maar gelijk op de post gooien anders ga ik misschien nog twijfelen. Hij likt de enveloppe dicht, plakt er een postzegel op en brengt hem naar de brievenbus.

Het daglicht dringt door de gordijnen. Dré zoekt met een hand naar zijn bril op het nachtkastje. Het is bijna acht uur in de ochtend. Lang heeft hij niet geslapen. Ik haal mijn slaap vandaag wel in, eerst ontbijten.
Nadat hij heeft gegeten blaast hij eerst zijn miniatuur vrachtwagens schoon en gaat vervolgens verwachtingsvol bij het raam zitten.Vandaag is de postbode zoals een postbode moet zijn, de brenger van een onverwachte boodschap.
Na uren zitten wachten gebeurt er niets. Het is tijd voor het middageten. Tegen zijn gewoonte in brengt hij het lege bord niet naar de keuken, het blijft in de vensterbank staan. Ik weet het Noor, het moet voor deze keer, anders mis ik misschien de postbode,
Hij valt om van de slaap en begint te knikkebollen. Zodra hij de postbode heeft ontdekt, is Dré weer klaarwakker. De postbode zet zijn fiets tegen een lantaarnpaal en neemt een stapel post uit zijn tas. Tot grote ergernis van Dré, begint de postbode aan zijn kant van de straat. Met een hand grijpt hij weer naar zijn borst. Ik leer het nooit af, ja, ik weet het, Noor, ik moet beter kauwen. Het kan ook de spanning zijn.
De postbode is een tijdje geleden op zijn fiets gestapt. Sindsdien is er geen beweging aan de overkant te zien geweest. Pas een uur later zwaait de deur aan de overkant open. Met een halve bril op haar neus en de brief in haar hand, onderzoekt Moira de straat van rechts naar links en van links naar rechts. Ze haalt haar schouders op en gaat naar binnen. Dré zit zich te verkneukelen.

De dagen erna schrijft hij brief na brief. Moira wacht niet meer op de postbode, ze gaat hem zelf tegemoet. Dan komt voor Dré het moment waar iedere schrijver bang voor is, hij heeft een writersblock. Wat hij ook probeert er komt niets meer uit zijn vingers. Het is voor hem vreselijk om te zien hoe Moira iedere keer teleurgesteld de deur achter zich sluit. Maar stiekem geniet hij ook van het idee, dat er weer iemand op hem wacht.

Nu hij niet meer aan schrijven toekomt, omdat hij geen inspiratie heeft, krijgt Dré steeds meer tijd om na te denken. Zijn geweten begint te knagen. Het is eigenlijk net alsof ik weer een relatie heb. Het lijkt er verdomd veel op. Dat is nooit mijn bedoeling geweest, Noor, ik zal het stoppen. Hij staat op en pakt pen en papier om de lastigste brief uit zijn leven te schrijven. Met zijn ellebogen steunt hij op de tafel en laat zijn hoofd in zijn handen rusten. Zenuwachtig tikt hij met zijn vingers op tafel. Je moet echt een beetje helpen, Noor, die eerste brief was misschien moeilijk, deze brief lijkt zelfs onmogelijk.

De volgende dag fleurt Moira op als ze tussen de post opnieuw het handschrift van haar aanbidder herkent. De enveloppe is al opengescheurd voordat ze is gaan zitten.

Lieve Moira,

Helaas moet ik je iets vervelends vertellen. Vanwege mijn werkzaamheden voor
Unicef, moet ik voor onbepaalde tijd naar Zimbabwe. Dat betekent dat ik je niet meer zal zien. Je begrijpt misschien dat ik je ook niet meer zal schrijven. Maar ik zal je in gedachten met mij meenemen en je daar een plekje geven.
Ik spreek de wens uit dat jij ook aan mij zal blijven denken. Je hebt er natuurlijk geen idee van hoe ik eruit zie, neem van mij aan, ik zie eruit als je mooiste herinnering. Wie weet, misschien, als je lang genoeg wacht wordt je herinnering een droom. En misschien is het een droom die langzaam vergeten zal worden en wordt hij gevonden door een andere gelukkige.
Ik wens je al het goede.

xxx

Sinds zijn allerlaatste brief is de deur aan de overkant niet meer opengegaan. Zelfs de gordijnen blijven dicht.
Wat hen ik gedaan? denkt Dré, ik had het anders moeten aanpakken. Twee dagen later is er aan de situatie niets veranderd. Zelfs niet als er zich voor de deur van Dré een aantal rumoerige buutbewoners hebben verzameld. Langs de straat staat een ziekenwagen geparkeerd met de achterklep open.
‘Heb je hem, Piet?’ vraagt de ziekenbroeder aan zijn collega.
‘Ja, toe maar.’
Met ontzag ziet iedereen hoe Dré, liggend op een brancard, over de drempel van zijn huis naar buiten wordt gedragen. Hij heeft alleen maar aandacht voor de overkant. Zonder toeters en bellen rijdt de ziekenwagen de straat uit.
‘Ze de hoop zeker opgegeven,’ zegt een van de omstanders. ‘Veel haast hebben ze niet.’

‘Dokter,’ zegt Dré. ‘Geef mij nou maar een maagtablet, doodgaan doe ik toch niet.’
De behandelend arts moet glimlachen.
‘Het spijt me, meneer Van Dorst, helaas, ik doe altijd mijn uiterste best maar over de dood heb ik niets te zeggen.’
Dré pakt geschrokken de arm van de dokter beet en kijkt hem strak aan. ‘U bedoelt toch niet, het is toch niet zo… ik ga toch niet dood?!’
‘Nee, nee, neemt u mij niet kwalijk, ik had het anders moeten zeggen. Het valt reuze mee, vermoed ik, ik denk dat u een TIA heeft gehad. Maar helemaal zeker weet ik het niet.’
‘Ik schrok me rot,’ zegt Dré opgelucht.
‘U bent de jongste niet meer, meneer Van Dorst, alles is een beetje aan het verslijten. Gelukkig bent u uw hele leven kerngezond geweest. Wat ik wil doen is dit, we houden u hier enkele dagen ter observatie en doen wat testjes, daarna gaat u weer fijn naar huis.’ De dokter geeft Dré een hand en verlaat fluitend de kamer.
‘Dokter! Dokter!’ roept Dré paniekerig.
Het hoofd van de dokter verschijnt om de hoek van de deur.
‘Dokter, ik hoef niet gewassen te worden, dat kan ik zelf wel.’
‘Maar, meneer Van Dorst, ik was ook niet van plan u te gaan wassen… hahaha!’ klinkt het door de gang van het ziekenhuis.

Gespannen zit Dré achterin de taxi die hem naar huis brengt. Zodra ze de straat inrijden krijgt hij het gevoel alsof de doordeweekse dag opeens een verlaten zondag is geworden.
‘Meneer?’ zegt de chauffeur bij de open achterdeur. ‘We zijn er.’
Dré reageert niet, hij kijkt volkomen onthutst naar de woning van Moira. Het huis staat leeg.
‘Gaat het, meneer? Komt u maar, ik help wel.’
Na die woorden komt Dré weer tot bezinning. Geholpen door de chauffeur betreedt hij zijn huis.
‘Zeg, nu u toch hier bent, chauffeur, kunt u misschien de post voor mij oprapen?’
‘Maar natuurlijk… alstublieft. U redt het verder wel?’ vraagt hij aan Dré die voor het raam staat.
De taxi is vertrokken. Hij draait zich om en sloft naar de tafel waar hij de post doorbladert. Voor teddybeer, staat er op een verder blanco enveloppe. Hij scheurt de enveloppe ruw open.

Hallo teddybeer,

Tot mijn grote schrik hoorde ik dat je met een ambulance bent afgevoerd. Daar heb ik niets van meegekregen omdat ik toen met migraine dagen op bed lag, anders had ik je zeker bezocht. Helaas kon dat niet meer omdat Jan, mijn vriendin, en ik, hebben besloten terug te keren naar Ierland. Geloof me, die prachtige brieven van jou zal ik missen. Je bent een echte Don Juan.
Het zal je verbazen dat ik weet dat jij mijn geheime aanbidder bent. Het was niet zo moeilijk te achterhalen. Van de ene op de andere dag liep je op de meest onmogelijke tijden naar de brievenbus. Iedere keer daarna zat je onrustig de postbode op te wachten. Ik begreep het pas echt goed, toen ik mij herinnerde hoe je maanden geleden bij mij voor de deur stond. Ik kwam net de hoek van de straat om met mijn boodschappen. Je belde niet aan. Ik begreep er niets van. Veel later snapte ik, dat je waarschijnlijk mijn naambordje hebt staan lezen.

Je hebt bij mij vaak een glimlach op mijn gezicht getoverd. Dankjewel, je woorden deden mij goed. Ik zal je niet vergeten. Het is jammer dat we elkaar nooit gesproken hebben, ik had je graag willen vragen waarom je voor Zimbabwe hebt gekozen. Mallerd.

In Ierland zeggen we:
“May you have food and raiment, a soft pillow for your head. May you be forty years in heaven before the devil knows you’re dead.”

Een warme knuffel,
Moira

Kort verhaal

John D. Muller View All →

Schrijver van korte verhalen. Soms iets langer. Soms iets anders.

I write short stories. Sometimes a bit longer. Sometimes different. Like poems. I also would like to translate my stories so it can be made into movies and I will earn a lot of money and can spend almost a day at the Oscars. But I don’t have the time for it. Now I live in poverty. Which is good. Poverty makes good heartbreaking stories.
Nu ga ik verder in Dutch.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: