De uitvaart van Poepoe
‘Ik ga hem begraven.’
Mijn aandacht is bij een druppel op het raam.Waarom weet ik ook niet. Tijdelijk hersendood vermoed ik. Ik volg het spoor van de druppel tot hij uiteen wordt gereten in de wind. De trein schudt. Het heeft iets van een film uit de dertiger jaren. Ik zit in een nagebouwd treincompartiment in de studio. Op de achtergrond draait een film in herhaling om de indruk te wekken dat we rijden. Opeens valt me op dat alle dieren in het weiland dezelfde kant opstaan. Dat is me nooit eerder opgevallen. Alle dieren doen hetzelfde, voorover gebogen staan ze te eten. Dat moeten ze hebben afgesproken. Ik hoop dat het droog is als ik op de eindbestemming aankom.
‘Aan alles komt een eind.’
Die woorden halen mij uit mijn onzin.
‘Wat zegt u, mevrouw?’
Schuin tegenover mij zit een oude vrouw. Ze zit een beetje onderuit gezakt in haar stoel. Het maakt haar nog kleiner. Vast en zeker osteoporose, dat hoort bij de leeftijd, zeggen ze. Gelukkig ben ik nogal lang, dan hou je wat meer over. Het kan zijn dat ze altijd al klein was. Anderhalve meter, schat ik. La môme piaf? Ze heeft er wel iets van weg, van Edith Piaf. Die is volgens mij niet ouder geworden dan vijftig. Wat een onzin… wat zegt u?
‘Ik ga Poepoe begraven.’
Zal haar jas van echt bont zijn? Nerts. Volgens mij wel. Ik zeg er maar niks van. Ik vraag me af wat er in de schoenendoos op haar schoot zit.
‘Poepoe?’
‘Ja, mijn lief. Eigenlijk heet hij Richard… bent u getrouwd?’
‘Nee, ik ben nooit getrouwd. Daar heb ik niks mee.’
‘U klinkt bitter, wat jammer.’ Ze laat mij een foto zien. ‘Kijk, dit is onze Jacques, hij werkt in Amerika op de ambassade.’
‘Nou, dan heeft hij het goed gedaan, u zult wel trots zijn. Die van ons staat pas aan het begin. Volgend jaar gaat ze naar het gymnasium. Hopen we.’
‘O? Tja, tijden veranderen. Tegenwoordig kan alles. Dus u heeft… ik bedoel er niks mee, hoor, maar dan heeft u een buitenechtelijk kind? Wat doet uw man voor werk?’
‘Vrouw. Ik heb een relatie met een vrouw.’
Er valt lange tijd een stilte. De deur van het compartiment wordt opengeschoven.
”Uw vervoersbewijs alstubl… hallo, Giselle. Je geeft het niet op, hè? De conducteur kijkt opzij naar Giselle terwijl ik hem mijn pas in zijn hand duw. ‘Prima, alstublieft. Nee, Giselle, het is wel goed zo, ik hoop dat je liefde vandaag afmeert. Fijne reis samen.’
‘Was uw man misschien directeur van de spoorwegen? Wat een service. zeg ik en duidt met mijn hoofd naar de vertrokken conducteur.
Ze moet zachtjes giechelen.
‘Nee, dat was niks voor Poepoe, die had geen zitvlees. Poepoe was een echte vrijbuiter. Het grootste deel van zijn leven was hij op zee. Bij ons thuis kwam zo’n beetje de hele wereld op bezoek als hij over zijn reizen vertelde.’
‘Dan heeft u vast veel foto’s en die zitten natuurlijk in die schoenendoos.’
‘Nee, eigenlijk niet. Hij wilde geen camera om zijn nek hebben, want dan kon hij niet vliegen, zei hij. Het beperkte hem in zijn bewegen. Nee, foto’s maakte hij in zijn hoofd. Hij moest ook altijd met zijn handen in zijn zakken kunnen lopen. Maar vertellen, dat kon hij als de beste.’
Ze valt weer stil en kijkt in gedachten naar buiten.
‘De momenten dat hij weer thuiskwam,’ vertelt ze weer verder. ‘Dat waren de mooiste momenten. Iedere keer werd ik weer opnieuw verliefd. Dat geneuzel over in iedere haven een liefje heb ik nooit kunnen geloven. Daar was Poepoe de man niet naar. Hij was vooral een vrije vogel.’
Ze komt tegenover mij zitten en buigt zich naar mij toe.
‘Op een nacht stond ik hem weer op te wachten. ij kwam uit Palermo. We liepen gearmd langs de kade tot we bij een golfbreker kwamen. Hij tilde mij plotseling op en droeg mij naar het einde van de golfbreker.’
Ze staat op en controleert of de deur van het compartiment goed dicht zit. Dan komt ze weer recht tegenover mij zitten en spreekt opeens heel zacht. ‘Hij spreidde zijn jas op de grond en legde mij voorzichtig in het maanlicht. Ik hoorde de golven. Toen hebben we het gedaan. Je weet wel, gemeenschap. Ja, ik ben niet zo modern hoor, ik ken die andere woorden natuurlijk ook wel.’
Ze zit weer lange tijd naar buiten te staren.
Het deed pijn, maar dat heb ik hem nooit gezegd. Jongens begrijpen dat niet. Het was voor mij de eerste keer, begrijp je?’ Ze buigt zich naar mij toe en fluistert: ‘Seks.’
Ik kan het niet laten en raak ter geruststelling even haar knie aan. Waarom deelt ze dit met mij? Deze held uit voorbije tijden.
‘Het enige dat ik toen zei… ‘ ze kijkt me met een guitige blik aan. ‘U zal er wel om moeten lachen, maar het enige dat ik kon uitbrengen toen het was gebeurd, was: ‘Poepoe! – Vandaar, snap je?’
Onwillekeurig schiet ik in de lach. ‘Sorry, maar ik lach u natuurlijk niet uit.’
‘Geeft niks, kind, lachende mensen zijn altijd de mooiste mensen.’ Ze biedt mij haar hand aan. ‘Giselle.’
‘Monique,’ reageer ik handen schuddend.
‘Ik begrijp niet waarom ik je hier allemaal mee lastig val. Het is wel fijn dat ik mijn hart kan luchten. Het zal wel vol zijn en nu loopt het over. Ik ben zevenentachtig. Onze Jacques is al negenenvijftig. Eerlijk gezegd heb ik Poepoe sinds die golfbreker nooit meer gezien. Ik weet het, het is nogal beschamend. Toch bleef ik het gevoel houden dat hij een keer terug zou komen.’
‘Je moet veel van hem gehouden hebben, Giselle, het spijt me dart hij dood is.’ Ik wijs naar de schoenendoos. ‘Heb je nieuwe schoenen gekocht voor zijn begrafenis?’
‘Weet je hoeveel mannen er op Poepoe lijken, Monique? Het eerste jaar bijna allemaal. Het was zijn manier van lopen. Het geluid van een kuch. Zijn geur… dan ging mijn hart tekeer. Hij was het nooit. Hij zat niet aan mij, denk ik weleens, hij zat overal in mij en ik kon hem nergens vinden. Een andere man heb ik nooit gekend. Voor mijn familie was ik een hoer. Niet eens een prostituee, dat klinkt in ieder geval nog een beetje netjes… een hoer. Ik heb mijn lege leven alleen moeten leven.’ Haar ogen worden vochtig. Ze balt haar vuisten. ‘Maar ik ben trots op mijzelf!’
Bruut wordt de deur opengeschoven.
‘Railcatering. Wilt u iets gebruiken?’ De jongen kijkt ons een voor een aan. ‘Neem me niet kwalijk.’
Snel schuift hij de deur weer dicht en ik wrijf mijn gezicht met een mouw droog.
‘Wacht even!’ roep ik en schuif de deur weer open. ‘Doe mij maar een koffie. En jij, Giselle, wil jij ook wat?’
‘Doe maar hetzelfde.’
Samen roeren wij onze koffie en zien het eerste zonlicht doorbreken.
‘Moet je ook een scheutje, Monique? Ze houdt een mini flesje cognac omhoog. ‘Dan lijkt de koffie nog ergens op.’
Ik hou mijn beker met koffie omhoog. ‘Proost!’ zeggen we tegelijk en schieten in de lach. ‘Heb je dat altijd bij je?’
‘Ja, iedere maand ga ik minsten een keer naar de haven. Soms iets vaker. Het kan er koud zijn, een slokje kan dan geen kwaad.’
Dan sta ik onderaan een loopbrug en fantaseer hoe het zou zijn als hij bovenaan de loopbrug verschijnt. Dan is hij natuurlijk nog net zo jong als toen.’ Ze neemt een slok van haar koffie. ‘Meestal loop ik ook naar de golfbreker. Dan vliegen de meeuwen boven mijn hoofd met hun geschreeuw. Dan denk ik graag dat ze de zee een stem willen geven om mij te vertellen waar Poepoe is. Wat een onzin, hè? Wat denk jij? Kan hoop niet in geluk veranderen? Als ik aan het eind van die golfbreker sta, dan denk ik aan de eerste en de laatste keer.’
‘Laatste keer? Bedoel je dat… dat kan toch niet? Ik bedoel, heb je dan nooit meer het bed met een man gedeeld? Kan je dat volhouden?’
‘Kind, geloof me, alles wat lekker is raakt een keertje op, alles wat mooi is, dart vult zichzelf aan. Wat ik mis, dat is de aanraking, de warmte. Twee armen. Samen lachen. Huilen. Met iemand je diepste geheimen durven delen. Ach, ik heb nu eenmaal zelf een verkeerde keuze gemaakt. Ik koos een vrije vogel en die zitten nooit lang op dezelfde tak. Ik neem hem niets kwalijk. Ik neem het tegenwoordig vaak mijzelf kwalijk en daar heb ik niet zoveel zin meer in. Ik word er moe van.’ Ze slaakt een diepe zucht. ‘Daarom heb ik besloten om hem maar te gaan begraven, het moet maar eens afgelopen zijn.’
De trein rijdt de tunnel in. Ik ben bijna thuis. Mijn jas knoop ik vast dicht. Af en toe knippert het licht in ons compartiment. Ik denk na over haar woorden en heb het gevoel dat ik haar mijn hele leven al ken. Het is alsof ik mij wil vereenzelvigen met deze sterke en toch zo broze vrouw. Alsof een tragisch leven meer doorleefd is. Alsof ze meer weet van een geheim dat iedere sterveling alleen maar kan vermoeden. ik ga haar nog missen.
De trein neemt in snelheid af en rijdt de tunnel uit. Door het daglicht knijp ik even mijn ogen dicht.
‘Giselle, de zon schijnt,’ zeg ik en knipper een paar keer. ‘Ik moet er hier… Giselle?’
Ze is onderuit geschoven en kijkt met een bevroren glimlach naar beneden. De schoenendoos glijdt langzaam van haar schoot en valt op de grond. Er rolt een klein schepje uit. Vlug sta ik op. Ik wil haar beetpakken maar deins terug. ‘Giselle!’ Ik schuif de deur van het compartiment open, er is niemand te zien. Mijn handen beven. Wat moet ik nou doen, ik kan haar toch niet zomaar achterlaten? De handrem? Nee, we rijden bijna het station binnen. Ik spreek de conducteur wel op het perron aan. Ik ga weer tegenover Giselle zitten. Zal ik iets over haar hoofd leggen? Nee, het is geen vogeltje in een kooi.
Opeens zie ik me weer naast mijn vader in de tuin staan. In mijn handen draag ik een schoenendoos. Voordat hij mijn kanarie in de doos legt, spreekt hij eerst enkele plechtige woorden:
‘We staan nu in de tuin waar we met zijn allen vaak in de zon hebben gezeten. Vele concerten heb je ons gebracht. Nu ben je voor altijd stil, beste kanarie Piet, bedankt voor alle mooie momenten die je ons hebt gegeven.’
Voorzichtig legt hij mijn kanarie in de doos. Als ik het deksel erop heb gelegd, bind ik er een lint omheen. Daarna plaats ik de doos in het gegraven gat dat ik met mijn schepje dichtgooi.
Kort verhaal avontuur herinnering Liefde oude vrouw regen trein zeevaart
John D. Muller View All →
Schrijver van korte verhalen. Soms iets langer. Soms iets anders.
I write short stories. Sometimes a bit longer. Sometimes different. Like poems. I also would like to translate my stories so it can be made into movies and I will earn a lot of money and can spend almost a day at the Oscars. But I don’t have the time for it. Now I live in poverty. Which is good. Poverty makes good heartbreaking stories.
Nu ga ik verder in Dutch.